pij -en, de, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: pije(r) (Zuidwest-Drenthe Zuid), pijer

  1. pij

    Die pater mag ok wel ies een neie pij hebben (Klazienaveen)

    Zie ook:
  2. korte jas van dikke, grove wollen stof(Zuidwest-Drenthe)

    Hij hef een dikke pije an (Zuidwolde)

    Wat een dikke pije van een jasse (Ruinerwold)

    pijer van een jasse (Hollandscheveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...