opoffern overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. opoffern

    Soms muj je nachtrust opoffern um bij een zieke te waken (Schoonebeek)

    IJ kunt je toch aaltied niet opoffern veur de kinder (Exlo)

    Ik wil mij niet meer opoffern

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...