ofkundigen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. afkondigen

    Domnie zal wel ofkundigen, wel der ankommen week preken zal (Eext)

    Die beiden bint vanmorgen in de kerke ofkondigd

    Zundag wordt hij veur de darde keer ofkundigd

    Dou ze de mobelisaosie ofkondigd hebt, mus Raainder in daainst (Eexterveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...