ofgeven sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. afgeven

    Dat goed gef of (Sleen)

    De kachel gef hiete of (Smilde)

    De vloer gef koold of (Padhuis)

    Dat zal nog is een knap ofgeven (Anderen)

    een plof ofgeven

    Zie ook:
  2. aan iem. afgeven

    Wil ie dat pakkie wel èven ofgeven (Hollandscheveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...