Ook: nègen (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
negen
Ze waren met een man of negen (Barger Oosterveld)
Het kost negen veer
De eier bint te negen
gezegd van een persoon
Die stille nummer negen, die moej in de gaoten holden
Dat is zo'n nummer negen, die hef het dik achter de elleboge (Hijken)