mettellen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. meetellen, geacht worden

    Hai wil graog mittellen in de buurt

    De angetrouwden tellen vaok niet mit (Emmer Erfscheidenveen)

    Hie kreeg wal in de gaten dat e wal metteld weur (Oosterhesselen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...