Ook: ladderig (Zuidwest-Drenthe Noord)
Bron: Drentsche Volksalmanakloom, lusteloos, lodderig(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord)
Nao een feest bi'j wel is wat larrig (Roderwolde)
Hie kek wat larrig oet de ogen (Rolde)
Het zit mij larrig in de bienen (Dwingelo)
flauw, chagrijnig(Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Daor kuj larrig van worden (Sleen)
Non moej niet zo larrig doen! (Exlo)
narrig