eten I het, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: èten (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), etten

  1. voedsel

    Het eten hef oes goed smaakt (Hooghalen)

    Het èten verbraandt hum in het gat

    ruzie krijgen

    Zie ook:
  2. maaltijd

    Um twaalf uur is het tied van etten (Schoonebeek)

    Wij hadden het eten al daon, toen hij in hoes kwam (Eelde)

    Ik mag nao het eten gèern even in de stoel zitten (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...