dórrelachtig bijvoeglijk naamwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: dorrelig, durrelig (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. suffig, vergeetachtig, verward door ouderdom

    Die man wordt wat dorrelachtig, hij kan het niet allemaole veur mekaar holden (De Wijk)

    Aj aolder wordt, woj wal ies wat dorrelig (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  2. duizelig

    Ik bin wat durrelig, het dreit mij een beetien veur de ogen (Wapserveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...