Fries I Friezen, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: Freze, Frese (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), Frees (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), Freeis (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), Freise, Freize (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), Frieze, Friese (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), Fraize, Fraise (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën)

  1. iemand uit Friesland

    Een Freeis is deurgaond een lillijke stiefkop (Eext)

    bij de collecte in de kerk

    Hie hef Tesselsen en hie hef Friezen

    hij is onhandig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...